uit het Parool van
Is stadswarmte wel echt zo duurzaam? Als we van fossiele brandstof af willen, is het discutabel of Amsterdam op het juiste paard wed, stelt Amsterdam Fossielvrij.
Amsterdam wil net als de rest van Nederland van het aardgas af. In de zoektocht naar een duurzaam alternatief lijken de bestuurders van onze stad enthousiast over het plan voor een warmtenet voor de hele regio. Als het aan de Metropoolregio Amsterdam (MRA) ligt, verwarmt dat net een half miljoen woningen, waarvan 230.000 in Amsterdam. Dit warmtenet wordt sterk afhankelijk van restwarmte uit de afvalverbranding, de Nuongascentrale en de hoogovens van Tata Steel in IJmuiden. Dat deze bronnen verre van CO2-neutraal zijn, spreekt voor zich.
Een veelgehoord argument van de voorstanders van stadsverwarming is dat we straks veel kunnen verwachten van geothermie: warm water uit de diepe ondergrond. Maar deze techniek bevindt zich nog in de onderzoeksfase. Dat geldt ook voor het plan om de gascentrale van Nuon op waterstof te laten draaien. Ook de MRA voorspelt dat de ontwikkeling van schone alternatieven kan tegenvallen.
Afvalverbranding
Als dat gebeurt is Amsterdam in 2040 nog steeds afhankelijk van warmte uit onder andere de kolengestookte staalindustrie. Gevaarlijk, aangezien het niet duidelijk is hoe lang Tata Steel nog hier zal blijven. De overstap van kolen op waterstof is erg duur, zeker zolang de CO2-prijs laag blijft. Volgens onderzoeksbureau Quintel zullen duurzame industrieën warmte-overschotten eerder zelf nodig hebben voor bijvoorbeeld elektrische stoomrecompressie. Hoeveel warmte er dan overblijft, is onzeker.
Ook leunen de plannen van de MRA sterk op afvalverbranding. Om voldoende warmte op te kunnen wekken moet er constant voldoende aanvoer van afval zijn. Dat kan tot gevolg hebben dat afval geïmporteerd moet worden. De prikkel om afval te vermijden zal dan in elk geval niet toenemen. Een dergelijke afvalverslaving lijkt moeilijk te verenigen met de ambitie van Amsterdam een ‘circulaire stad’ te worden.
Laagste energielabel
Daar komt bij: energie die we niet gebruiken hoeven we ook niet op te wekken. Overal in Nederland – maar vooral in Amsterdam – lopen corporaties nog achter op de doelstellingen om energie te besparen. Zestien procent van de Amsterdamse corporatiewoningen heeft nog het laagste energielabel (G). Dat zijn tochtige woningen met vaak enkel glas, kieren, oude kozijnen en gebrekkig geïsoleerde gevels, daken en vloeren.
Waarom verkeren onze sociale huurwoningen nog steeds in zo’n erbarmelijke staat, en waar ligt het noodplan deze achterstand in te halen? De politiek laat het al jaren afweten. Gaan we straks echt een ondergrondse buis tussen een IJmuidense staalfabriek en Amsterdam aanleggen om heet water in lekke huurwoningen te pompen zonder eerst goed te isoleren?
Op het eerste gezicht lijkt de aansluiting op stadsverwarming voor de woningcorporaties voordelig. Hun woningen krijgen een hoger energielabel tegen lagere kosten dan de investeringen die doorgaans nodig zijn om een woning te isoleren. Omdat het energielabel meetelt in de huurpunten mogen ze de huur verhogen. Voor de huurders betekent stadsverwarming: wél een huurverhoging, maar geen lagere energierekening. En ook geen extra comfort.
De plannen van de regio Amsterdam leunen sterk op afvalverbranding
Als we zo snel mogelijk van fossiele brandstoffen af willen, is het discutabel of Amsterdam met dit plan wel op het juiste paard wedt. Als we willen voldoen aan de doelstellingen van het klimaatverdrag van Parijs zullen keiharde afspraken moeten worden gemaakt dat de warmtebronnen in 2030 uitstootvrij zijn, en dat we de warmtevraag drastisch gaan verminderen.
Inspanningsverplichting
Van warmteleveranciers die zich op het warmtenet willen aansluiten, maar ook van de woningbouwcorporaties, zal een inspanningsverplichting of zelfs een resultaatsverplichting moeten worden gevraagd. Anders zit Amsterdam voor lange tijd vast aan stadswarmte uit de fossiele industrie.
Ambities formuleren kunnen we wel in Amsterdam. Concrete plannen ontbreken tot nu toe. Terwijl échte verandering wel mogelijk blijkt. Alleen vereist dat moedige beslissingen. Zoals de Amsterdamse haven die onlangs heeft genomen, met het besluit geen kolen meer te willen doorvoeren in 2030. Eenmaal geïnvesteerd in een fossiele infrastructuur kom je er niet zo snel meer van af. We moeten voorkomen dat stadswarmte een excuus wordt om de oude business van de grote vervuilers in een nieuw ‘groen’ jasje te steken, want dat is niet de weg naar een fossielvrije stad.
Aanvulling
Op langere termijn gokt Vattenfall op grootschalige GEOTHERMIE. Dat is warmte uit de zeer diepe ondergrond halen. Een 2 kilometer lange pijp boren naar de 120 graden hete blubberlagen die daar door de kern van de Aarde worden verhit. Die techniek is op lokale kleine schaal behoorlijk succesvol gebleken voor grotere Fruit- Groente- en Bloemenkas telers. Er komt vaak zoveel restwarmte mee dat er een lokaal gemeentelijk zwembad van kan mee profiteren. Of deze techniek écht op een schaal van stadsverwarming zou kunnen gaan werken is nog de vraag. Instanties die zich daarmee bezighouden – zoals het instituut voor mijnbouw – hebben bedenkingen rond het verstoren van de diepere ondergrond en het doorboren van de verschillende grondwaterlagen.
Bovenstaande techniek moet men niet verwarren met het veel vaker toegepaste WKO. Dat is Warmte Koude Opslag in de 20 meter diepe ondergrond waar de opgeslagen warmte wordt vastgehouden als in een thermosfles. In de zomer collecteert men dan warmte met zonnecollectoren die daarmee beneden wordt bewaard om het in de winter weer uit te halen. Bij deze technieken wordt er vaak niets fysieks uitgehaald maar door middel van warmtewisselaars wordt er slechts energie uitgewisseld.